- offen
- offen1 open2 openlijk3 openhartig4 los ⇒ niet verpakt♦voorbeelden:1 offene Fragen • onopgeloste problemenmit offener Hand geben • royaal zijnunter offenem Himmel • onder de blote hemeleine offene Stelle • een vacatureauf offener Straße • midden op straatTag der offenen Tür • open dagoffen bleiben • openblijven, niet opgelost wordenetwas offen halten • iets openhouden, vrij houden, onbezet latenetwas offen lassen • (a) iets openlaten, niet sluiten; (b) iets openlaten, niet beslissenetwas offen legen • iets blootleggen, meedelenoffen stehen • (a) openstaan, geopend zijn; (b) onbetaald zijn2 mit offener Verachtung • met onverholen verachting3 ein offenes Wort mit jemandem reden • openhartig met iemand pratenoffen gestanden • eerlijk gezegd4 offener Wein • wijn van 't vatMilch offen verkaufen • losse melk verkopen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch. 2015.